Terug naar boven

Proefschrift: Inclusion and beyond. De ontwikkeling en validatie van de Maastrichtse Werkcapaciteit Monitor t.b.v. assessment en monitoring ontwikkeling van werkcapaciteit

Onderzoek
Auteur(s): Gemma M. C. van Ruitenbeek
Publicatiedatum: donderdag, 14 december, 2023
Samenvatting:

Over het algemeen wordt erkend dat het hebben van betaald werk bijdraagt aan psychologisch welzijn en betere gezondheid. In de wetenschap is er zelfs een tendens om werk als medicijn te beschouwen. Maar ondanks het feit dat de tekorten op de arbeidsmarkt steeds groter worden, ondervinden mensen met beperkte werkcapaciteit belemmeringen bij het vinden en behouden van werk. De doelgroep is gedefinieerd als een zeer diverse groep mensen met een grote verscheidenheid aan vaardigheden en competenties, die op de huidige arbeidsmarkt zonder ondersteuning geen betaald werk kunnen vinden en behouden dat past bij hun capaciteiten. Beperkte werkcapaciteit is geen eigenschap of kenmerk van een individu, maar moet beschouwd worden in relatie tot contextuele factoren die niet passen bij de eigenlijke capaciteiten van de persoon.

Als gevolg van technologisch en economisch gedreven ontwikkelingen zijn de eisen op de arbeidsmarkt aanzienlijk toegenomen. Hierdoor sluiten de vaardigheden van mensen niet meer aan op de eisen van de arbeidsmarkt, wat een ‘beperkend’ effect heeft op een groeiende groep mensen. Om de inclusie van deze groep mensen in betaald werk dat past bij hun capaciteit te vergroten, is inzicht nodig in hun werkcapaciteiten in relatie tot hun werkresultaten. De centrale onderzoeksvraag voor dit proefschrift is als volgt geformuleerd: Hoe kan de werkcapaciteit van mensen met beperkte werkcapaciteit in relatie tot hun werkresultaten worden gemeten, en hoe kan hun ontwikkeling tijdens werk gemonitord worden? Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zijn drie onderzoeksvragen geformuleerd die in hoofdstuk 2, 3 en 4 beantwoord worden.

Hoofdstuk 2 richt zich op de eerste onderzoeksvraag van dit proefschrift: Wat zijn de meest relevante bestaande meetinstrumenten voor psychologische hulpbronnen in relatie tot werkresultaten, en wat is nodig om deze meetinstrumenten toegankelijk en betrouwbaar te maken voor mensen met beperkte werkcapaciteit? Verschillende meetinstrumenten waarvan in de literatuur wordt verondersteld dat zij werkresultaat (bijv. werkprestaties) voorspellen, zijn geselecteerd, zoals mentale capaciteit, conscientieusheid, zelfeffectiviteit en coping. Vervolgens zijn twee studies uitgevoerd om de betrouwbaarheid van de vragensets te testen. De resultaten van deze studies wijzen uit dat wanneer de vragenlijsten worden afgestemd op deze doelgroep, mensen met beperkte werkcapaciteit even adequaat vragen kunnen beantwoorden over hun psychologische hulpbronnen als hun naasten.

Hoofdstuk 3 beantwoordt de tweede onderzoeksvraag: Wat zijn de meest relevante werkresultaten voor mensen met een beperkte werkcapaciteit, en hoe kan de relatie tussen de psychologische hulpbronnen en deze werkresultaten worden onderzocht, zodat de voorspellende validiteit getest kan worden en dus de meetinstrumenten gevalideerd kunnen worden? Op basis van literatuuronderzoek zijn twee belangrijke uitkomstmaten geselecteerd om de vragenset uit hoofdstuk 2 te kunnen valideren, namelijk een vragenset voor werkprestatie en een voor werkgedrag. Om de voorspellende validiteit statistisch te testen, zijn op twee momenten data van vier bronnen verzameld. De resultaten van deze studie tonen grotendeels de validiteit aan van de meetinstrumenten voor psychologische hulpbronnen in het voorspellen van werkgedrag en werkprestatie van mensen met beperkte werkcapaciteit.

Hoofdstuk 4 adresseert de laatste onderzoeksvraag van dit proefschrift: Hoe kan de ontwikkeling van de werkcapaciteit van mensen met beperkte werkcapaciteit worden gemeten tijdens het werk, en in hoeverre wordt hun ontwikkeling beïnvloed door contextuele factoren? In de literatuur worden mentale capaciteit (of cognitief functioneren) en werkgedrag beschouwd als sleutelfactoren voor succes in betaald werk. Daarom is de ontwikkeling van deze aspecten bij mensen met beperkte werkcapaciteit onderzocht terwijl ze aan het werk waren. Tevens worden ‘acceptatie’ en ’ondersteuning’ beschouwd als contextuele factoren die de ontwikkeling van onze doelgroep kunnen beïnvloeden. Om deze veronderstellingen te onderzoeken, zijn op drie meetmomenten nadat de doelgroep begonnen was met werken over een periode van 4 maanden data verzameld. Een groeicurve-modellering is toegepast voor de statistische analyse. De resultaten toonden een significante ontwikkeling over tijd in de eigen- en observator-scores. Tevens laat de studie beïnvloeding op de groeicurve van verschillende factoren zien door de mate waarin men zich geaccepteerd en gesteund voelt.

Tot slot biedt hoofdstuk 5 een samenvatting en een overzicht van de belangrijkste bevindingen van elk hoofdstuk. Tevens worden in dit hoofdstuk de wetenschappelijke en praktische implicaties en de belangrijkste conclusie van dit proefschrift besproken. Ten slotte wordt in hoofdstuk 5 de hoofdconclusie van dit proefschrift beschreven: met het in dit proefschrift gevalideerde instrument (Maastricht Work Capacity Monitor (MW©M)) is de weg geëffend om mensen met beperkte werkcapaciteit te includeren in werk dat past bij hun capaciteiten, en om de ontwikkeling in hun werk te faciliteren, dus ‘to go beyond inclusion’.

Keyword(s): Arbeidsvermogen , Assesments , Banenafspraak , Coaching , Competenties , Duurzame arbeidsparticipatie , Employability , Jobcoaches , Maastrichtse Workability Monitor , Onderzoek , Participatie , Tools , Werken en leren